Geachte directeur Wetgeving en Juridische zaken van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Dank voor uw brief van 25 juni 2019 met betrekking tot het buiten behandeling stellen van mijn Wob-verzoek MT-2018-049 en een nieuwe termijn voor concretisering van mijn Wob verzoek ‘Oorlogsgraven’ MT-2018-034, beide ingediend bij zowel de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) als bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het is vervelend om te vernemen dat u het eerstgenoemde Wob-verzoek buiten behandeling heeft gesteld en ik zal mij nog beraden of ik een bezwaarschrift hiervoor zal opstellen.
In uw brief haalt u aan dat ik mijn ongenoegen kenbaar had gemaakt met betrekking tot de gestelde termijnen terwijl ikzelf nog in afwachting was op diverse reacties. Echter met deze brief stelt u mij in de gelegenheid om mijn Wob-verzoek ‘Oorlogsgraven’ MT-2018-034 gedateerd 20 april 2018 verder te concretiseren binnen twee weken. Anders zult u het verzoek buiten behandeling stellen.
In de hieronder vermelde quotes uit e-mails heb ik telkens de naamsvermeldingen aangepast naar de functie die de betreffende persoon bekleedt of ‘afgelakt’ met (xxxx).
Verder geeft u in uw brief het volgende aan:
In uw brief van 29 mei 2019 geeft u aan dat u een cijfermatig overzicht met korte omschrijving wenst te ontvangen van de meldingen die in de periode 2010 tot en met 2019 per jaar gedaan zijn over duikschepen, duikers, bergingsschepen etc. waar sprake zou zijn van misstanden m.b.t. scheepswrakken en het respecteren van de toenmalige Monumentenwet 1988 en de huidige Erfgoedwet, inclusief het UNESCO-verdrag, het soort meldingen, door wie (burger/organisatie/overheidsdienst/buitenland etc.), de stappen die zijn ondernomen en het resultaat hiervan. U maakt er melding van dat er door diverse mensen/organisaties meldingen zijn gemaakt van mogelijke misstanden. Als voorbeelden noemt u meldingen over: Duikteam Bernicia, xxxx (Friendship), duikteam Northseadivers, duikteam Zeester, Duik de Noordzee Schoon, xxxx (Bela), duikteam Lamlash, Duikteam Ecuador, duikclub Texel, WDSR etc.
Tijdens het overleg op 13 december 2018 met de RCE is u echter het aanbod gedaan dat u zou benoemen over welke specifieke maritiem-archeologische dossiers u vragen heeft, wat volgens u het kernprobleem is en daarbij per dossier gesloten en open vragen te stellen waarvan de beantwoording kan leiden tot een verduidelijking van het probleem, de geschiedenis ervan en de rol van de overheid in het algemeen en de RCE in het bijzonder. Het noemen van een kernwoord per dossier (zoals ‘Mainz’) zal veelal kunnen volstaan. Dit aanbod is gedaan om u behulpzaam te zijn bij de precisering van uw verzoek en de omvang terug te brengen naar werkbare proportie, conform artikel 3, vierde lid, van de Wob. Het aanbod is door een MT kaderlid per e-mail van 18 december 2018 aan u bevestigd. Deze e-mail is in de bijlage 2 bij deze brief bijgevoegd.
Tot nu toe heeft u nog geen gebruik gemaakt van dit aanbod. In uw brief van 29 mei 2019 noemt u wel enkele voorbeelden, maar met deze niet uitputtend bedoelde lijst is voor mij nog niet duidelijk over welke specifieke maritiem-archeologische dossiers u vragen heeft en welke vragen dat zijn. Ik wil u daarom de mogelijkheid bieden hier binnen de gestelde termijn een uitputtende specificatie van aan te leveren conform het eerder met u besproken aanbod, zodat de RCE uw verzoek om informatie in behandeling kan nemen en over kan gaan tot afhandeling hiervan, al dan niet op de grond van de Wob.
Het is vervelend dat u niet volledig op de hoogte bent of selectief te werk gaat. U eindigt uw brief dat ik mijn reactie naar de Wob coördinator kan sturen, ik zal hem de link naar deze online reactie toezenden en alle links met vervolgreacties. U geeft verder aan dat ik tot op heden nog geen gebruik heb gemaakt van het aanbod gedaan door een MT kaderlid. Vreemd, aangezien ik onderstaande e-mail op 2 mei 2019 naar twee MT kaderleden en de Wob coördinator verstuurd heb en tot op heden nog geen reactie heb mogen ontvangen. Wel kon de Wob coördinator tijdens een telefonisch contact op 29 mei 2019, in verband met een ander Wob verzoek, mij wel mededelen dat hij een week daarvoor aan het MT kaderlid had gevraagd of hij al gereageerd had op mijn e-mail en geen bevestiging had gekregen. Tevens vertelde de Wob coördinator mij dat hij er verder niet meer bij betrokken is. Of bazelt de Wob coördinator hier?
Beste MT kaderlid,
Dank voor je bericht. Het valt mij op dat wanneer de overheid een deadline stelt, dat deze dan alleen geldt voor de verzoeker en niet voor de overheid zelf. Gisteren heb ik schriftelijk een bezwaarschrift op het besluit van mijn Wob-verzoek ‘Pilots’ moeten onderbouwen, welke ik binnen vier weken moest insturen. En nu vraag je mij om een positieve reactie op je aanbod van december deze week in te sturen omdat je er anders vanuit gaat dat ik er geen gebruik van wil maken. Meer deadlines…
Echter de afspraken die in september tijdens het eerste gesprek zijn gemaakt, zijn naar mijn weten nog niet afgerond zoals bijvoorbeeld de artefacten, waar ik diverse vragen over heb gesteld aan de beleidsmaker van OCW maar het volgende te horen kreeg: De teruggave van de voorwerpen is een zaak tussen de Nederlandse en de Britse overheid. De gesprekken verlopen goed en ik verwacht dat de voorwerpen op afzienbare termijn kunnen worden overgedragen.
Daarnaast heb je mij tijdens het gesprek van december toegezegd om in het dossier SMS Mainz te duiken i.v.m. de zwaar gelakte mailconversatie met de RCE welke niet boven water is gekomen, mede als andere documenten.
Daarbij komt ook nog eens dat ik het gesprek in december met frisse moed inging, maar toen ik aan het begin duidelijk maakte dat ik ook contact had met de ombudsman en deze mij had geadviseerd om dit aan het begin van het gesprek aan te geven, sloeg de sfeer direct om. Dit betreur ik ten zeerste omdat ik altijd zoveel mogelijk met open kaarten probeer te spelen.

Wat zeer zorgelijk is, vind ik, dat er getracht is (althans in mijn beleving) om mij op diverse manieren van informatie af te sluiten en dat ik niet dezelfde behandeling krijg als bijvoorbeeld de duikers, die op de onvoorwaardelijke steun kunnen rekenen van de RCE en OCW. Ook heb ik het als enorm vervelend ervaren dat je mij persoonlijk ging aanvallen m.b.t. de opdracht die ik voor VER heb uitgevoerd, wat in mijn ogen onterecht is. Ik ben ten alle tijden bereid om daar ook in te duiken, want het lijkt mij toch niet de bedoeling dat er eerst een offerte geschreven moet worden zodat aan de hand daarvan een aanbesteding wordt geformuleerd?
Gelet op het voorgaande kan ik je wel mededelen dat ik best bereid ben om m.b.t. een aantal zaken weer inhoudelijk met elkaar in gesprek te gaan, ik wil toch ooit wel eens verhelderende antwoorden krijgen. Misschien is het mogelijk dat we een neutrale omgeving zoeken bij mij in de buurt om een gesprek te plannen?
De aankomende week ben ik druk, ik zal het Noordzeeoverleg op 8 mei in Den Haag bijwonen om daar de belangen van de nabestaanden te verdedigen. Het kan dus even duren voordat ik een reactie kan geven mocht je op deze e-mail reageren.
Tweede MT kaderlid: bedankt voor het boekwerkje, nu kon ik deze ook in Duitsland laten zien toen wij daar begin april even waren! (zie ook bijgevoegde foto’s)
Met vriendelijke groet,
Remy Luttik
Zoals u zult begrijpen zit ik nog steeds op een reactie te wachten op mijn mail aan het MT kaderlid welke ik op 2 mei 2019 heb verstuurd. Uw brief met een nieuwe termijn en uw mening dat ik niet op het verzoek in ben gegaan zijn naar mijn mening ongegrond. Graag verneem ik voor vrijdagavond 12 juli 2019 uw reactie, mijn e-mailadres is welbekend binnen uw organisatie!
Met vriendelijke groet,
Remy Luttik
Noordzee Maritiem
